Tussen de mondingen van de Charente en de Gironde ligt het bassin van Marennes-Oléron, befaamd vanwege de smaakvolle oesters die er geteeld worden. Het leukste dorpje in deze streek is Mornac-sur-Seudre. Middeleeuwse straatjes begroeid met stokrozen, een romaans kerkje, kleurrijke oesterhutjes: redenen genoeg voor een bezoek!
Zelf ook naar deze streek op vakantie? Misschien heb je wat aan deze tips!
Mornac-sur-Seudre vind je op het schiereiland van Arvert in de Charente-Maritime, een minuut of twintig van Royan verwijderd. In vroeger tijden was deze streek met name bekend vanwege de zoutwinning. Halverwege de middeleeuwen werd het Sel blanc du Liman, genoemd naar een zijtak van de Seudre ten oosten van Mornac, zelfs als beste van de streek beschouwd. De zoutwinning had een hoogtepunt tussen de Romeinse tijd en de achttiende eeuw, vervolgens werd het steeds meer ingewisseld voor de teelt van oesters. Maar nog steeds wordt het eeuwenoude ambacht van de sauniers in Mornac in ere gehouden en kun je er lokaal geproduceerd zout kopen.
Oesterhuisjes
Tegenwoordig draait het in dit gebied echter vooral om de oesters. Aan weerszijden van de rivier de Seudre vind je een moerasachtig gebied dat onder invloed staat van het getij. Volgens kenners hebben de oesters van Marennes hun karakteristieke smaak te danken aan de afwisselende werking van zout en zoet water.
Toch hoef je niet alleen voor de oesters naar Mornac-sur-Seudre toe, het dorp heeft meer te bieden. Het is al even charmant als het verderop gelegen – meer toeristische – Talmont-sur-Gironde, en behoort eveneens niet voor niets tot de vereniging van ‘plus beaux villages de France‘. Het dorp kwam tot bloei in de middeleeuwen. In het vroege begin daarvan was er al een kleine religieuze gemeenschap gevestigd. Onder het koor van de huidige romaanse kerk, gebouwd in de tiende of elfde eeuw, zijn resten teruggevonden van een eerdere Merovingische kerk. In de twaalfde eeuw werd er een kasteel gebouwd en kreeg het dorp een verdedigingsmuur, waarvan bij de kerk nog restanten te vinden zijn. Vanwege het kasteel werd het dorp meermaals aangevallen en na de reformatie werd een belangrijk deel van de bevolking protestants, waarvan nu de protestantse temple nog getuigt.
Slingerende straatjes
Voorafgaand aan ons bezoek van dit sfeervolle dorp hadden we niet echt verwachtingen, daarom laten we ons leiden vanaf de oude markthal door de slingerende straatjes tot we uiteindelijk bij het haventje belanden. Aan weerszijden van de straten zijn tal van ateliers, waarvan het merendeel als wij er zijn, eind maart, nog gesloten is. Ben je op zoek naar wat levendigheid, dan zou ik in het weekend of wat later in het seizoen gaan kijken, maar als je in alle rust van het dorp wil genieten dan is het nu blijkbaar de tijd. We lopen verder langs de watermolen die op het getij werkte, in de richting van de kleurrijke oesterhutjes. Die staan opgesteld in een lange rij langs de Route de la Seudre. Het is leuk om gewoon een eindje hierlangs te lopen en af en toe eens over de oesterbassins heen te kijken. We hebben ze eerder bij Le Château d’Oléron ook al gezien, maar deze ogen nog wat authentieker doordat ze deels nog in gebruik zijn door de oestertelers.
Le Coulongeais
Voordat we naar de auto teruglopen kunnen we het niet laten om even bij het dorpswinkeltje naar binnen te wippen voor een flesje lokale wijn. Toen we over binnenweggetjes vanuit La Tremblade via Chatressac naar Mornac reden, passeerden we bij het gehucht Coulonges namelijk de wijngaarden van Le Coulongeais. Ze maken hier onder andere enkele ‘Vins de Pays Charentais’, die prima samengaan met de lokale gerechten. Leuk om even een paar flesjes mee te nemen!