Er zijn veel vestingsteden in Frankrijk, maar Concarneau is een bijzondere: het gaat om een ommuurd eilandje in de monding van een rivier. De Moros om precies te zijn, die uitkomt aan de zuidkant van Bretagne en daar de Atlantische Oceaan binnenstroomt. Vanaf de muren van Concarneau heb je een mooi uitzicht op de omliggende vissershaven, die wat de vangst betreft in de top tien van Franse havens staat.
Zelf Concarneau ontdekken? Misschien heb je dan wat aan deze tips!
Maar ook als je geen visliefhebber bent, heb je in Concarneau veel te zien. De stad ontstond aan het begin van de middeleeuwen op het eilandje Conq in de monding van de rivier. In die tijd was de kleine nederzetting eigendom van de abdij van Landévennec, ten oosten van het schiereiland van Crozon. Naar alle waarschijnlijkheid werd er later ook een burcht op het eiland gebouwd, hoewel daarvan weinig sporen zijn terug te vinden anders dan de fundamenten van een middeleeuwse toren en muur. In de dertiende tot vijftiende eeuw groeide Concarneau uit tot een strategische plek en verrezen er verdedigingswerken. In de strijd tussen de Engelsen en Fransen en de Bretonse successie-oorlog kwam de stad onder vuur te liggen. Later, in de zeventiende eeuw, bleef de versterkte stad de toegang tot de haven verdedigen. Ook de bekende bouwmeester Vauban drukte zijn stempel op de stadsmuren. Op zijn aanraden werden bijvoorbeeld de daken van de torens gehaald om er geschut op te kunnen plaatsen.
In de achttiende en negentiende eeuw werd Concarneau een belangrijke vissershaven, met name door de vangst van sardines en tonijn. Net als het nabijgelegen Douarnenez kreeg de stad flink last van het verdwijnen van de grote scholen sardines voor de Franse kust in de tweede helft van de negentiende eeuw. Ook het toerisme dat tegen het einde van de negentiende eeuw opkwam kon niet voorkomen dat een gedeelte van de inwoners in de armoede terechtkwam. Niettemin was de stad zeer populair onder schilders en ook auteur Georges Simenon verbleef er en situeerde een van zijn romans in Concarneau.
Bezoek
We bezoeken het stadje midden in de zomer met lekker weer. Zelfs in coronatijd betekent dit dat het behoorlijk druk is. Zeker op het enige straatje dat de stad binnenleidt, is het even filelopen. Maar later verspreiden de bezoekers zich al snel en kunnen we toch nog in relatieve rust over de muren lopen en de straatjes van Concarneau verkennen. Met een uurtje heb je het meeste wel gezien, maar vergeet in elk geval niet om na de gezellige hoofdstraat, toepasselijk de de Rue Vauban geheten, ook naar het parkje en over de stadsmuren aan de zuidkant te lopen. Aan de oostkant van het stadje vind je nog een andere manier om van of naar het eilandje te komen: het pontje, een ‘bac du passage’, die je voor een euro meeneemt naar de overkant.
Ben je uitgekeken in Concarneau, dan is het leuk om ook nog even naar de Pointe du Cabellou te rijden, aan de zuidkant van de baai waar de stad in ligt. Op deze uitstekende landpunt vind je enkele bunkers uit de Tweede Wereldoorlog, een fort uit de achttiende eeuw en een rotsachtige kust met mooie uitzichten over Concarneau. Aan de horizon kun je met helder weer de Îles de Glénan onderscheiden, een archipel voor de kust van Bretagne.
Merci
Merci beaucoup